
Jurisprudentie
BA0445
Datum uitspraak2007-03-09
Datum gepubliceerd2007-03-13
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/6405 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-03-13
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/6405 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
WeigeringWAO-toe te kenen. Uwv komt terug van besluit.
Uitspraak
04/6405 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 13 oktober 2004, 03/2525 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 9 maart 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.A. Bart, advocaat te Veenendaal, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2007. Appellant is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Bart en het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.A. Put.
II. OVERWEGINGEN
Het Uwv heeft bij primair besluit van 21 januari 2003 geweigerd om aan appellant per
21 maart 2002 een WAO-uitkering toe te kennen omdat hij geschikt wordt geacht om zijn eigen werk van schoonmaker te verrichten.
Bij besluit van 8 september 2003 heeft het Uwv het bezwaar tegen het besluit van
21 januari 2003 ongegrond verklaard.
Het hiertegen ingestelde beroep is door de rechtbank Utrecht bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 25 januari 2007, onder verwijzing naar het rapport van de bezwaarverzekeringsarts T.E. Greven van 23 januari 2007, heeft het Uwv aan de Raad bericht dat het standpunt dat appellant op de in geding zijnde datum (21 maart 2002) in staat was om zijn maatgevende arbeid te verrichten niet langer wordt gehandhaafd.
Gelet hierop ziet de Raad aanleiding om de aangevallen uitspraak en het besluit van
8 september 2003 te vernietigen en het Uwv op te dragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
De Raad acht termen aanwezig om het Uwv met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 644,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en op € 644,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal derhalve € 1288,- .
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 8 september 2003 gegrond en vernietigt dat besluit;
Bepaalt dat de Raad van bestuur het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een nieuwe beslissing op bezwaar neemt.
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellant in eerste aanleg en in hoger beroep tot een bedrag groot € 1288,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant het betaalde griffierecht van € 133,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.H.A. Uri als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2007.
(get.) J. Janssen.
(get.) M.H.A. Uri.
JL